ECLI:NL:CRVB:2017:3854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens onvoldoende besef van verantwoordelijkheid en overdracht van woning zonder vergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de verlaging van de bijstand van appellanten is bevestigd. Appellanten ontvingen vanaf 23 maart 1998 bijstand naar de norm voor gehuwden. Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat appellant een woning in Turkije bezat die niet was gemeld. De woning, met een waarde van 120.000 Turkse Lira, werd op 15 augustus 2013 op naam van de broer van appellant gezet, maar de bijstand werd herzien omdat appellant niet had gemeld dat hij deze woning bezat. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het dagelijks bestuur niet in strijd met het verbod van ongerechtvaardigde discriminatie heeft gehandeld en dat de verlaging van de bijstand terecht was. De Raad oordeelde dat de appellanten geen bewijsstukken van schulden hadden overgelegd en dat hun argumenten over de eigendom van de woning niet nieuw waren. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.