ECLI:NL:CRVB:2017:3765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlaging WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitaties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WW-uitkering met 25% te verlagen voor de duur van vier maanden. De verlaging was het gevolg van het feit dat appellant onvoldoende had gesolliciteerd in de periode van 9 april 2015 tot en met 8 juli 2015. Appellant had zich niet gehouden aan de gemaakte afspraken om op twee specifieke vacatures voor vrachtwagenchauffeur te solliciteren en breder te solliciteren dan alleen op chauffeursfuncties. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant niet adequaat heeft gereageerd op het feit dat zijn sollicitaties niet waren aangekomen en dat hij in de betreffende periode niet breder heeft gesolliciteerd. De Raad wijst erop dat de hoogte en duur van de maatregel in overeenstemming zijn met de regelgeving. Appellant's argumenten over verminderde verwijtbaarheid worden verworpen, omdat hij niet voldoende heeft aangetoond dat hij zich aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.