In deze zaak gaat het om de weigering van arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) aan appellant, die lijdt aan een stoornis in het autistisch spectrum. Appellant heeft op 12 mei 2014 een aanvraag ingediend bij het Uwv, maar deze is op 12 augustus 2014 afgewezen. Het Uwv concludeerde dat appellant in staat is om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen, gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die is opgesteld na medisch en arbeidskundig onderzoek. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
In de beroepsfase heeft de rechtbank Overijssel het standpunt van het Uwv onderschreven, maar het beroep gegrond verklaard vanwege een motiveringsgebrek. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij door zijn syndroom van Asperger niet in staat is om duurzaam een dienstverband te behouden, zelfs niet met ondersteuning van een jobcoach. Hij heeft verschillende rapporten overgelegd die zijn standpunt ondersteunen, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het medisch en arbeidskundig onderzoek van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten zijn om meer beperkingen aan te nemen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat moet worden geacht om 75% van het minimumloon te verdienen. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies geschikt zijn en dat er voldoende ondersteuning beschikbaar is. De uitspraak is gedaan op 1 november 2017.