ECLI:NL:CRVB:2017:3709

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
16/3138 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak van permanent toezicht voor een kind met een autistische stoornis en verstandelijke handicap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, geboren in 2008, die bekend is met een autistische stoornis en een verstandelijke handicap. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ op 31 augustus 2015 is afgewezen. Na bezwaar heeft het CIZ op 12 november 2015 het bezwaar gegrond verklaard, maar appellante is pas vanaf haar achtste verjaardag geïndiceerd voor zorg. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, met de overweging dat appellante tot haar achtste verjaardag geen aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat appellante 24 uur zorg in de nabijheid nodig heeft, maar geen permanent toezicht.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ook voor haar achtste jaar permanent toezicht nodig heeft en dat er sprake was van meer dan gebruikelijke zorg. Het CIZ heeft echter gesteld dat permanent toezicht niet noodzakelijk is en heeft verwezen naar het advies van de medisch adviseur. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat het advies van de medisch adviseur zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen objectieve gegevens zijn die de noodzaak van permanent toezicht onderbouwen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

16/3138 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
31 maart 2016, 15/8901 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

Datum uitspraak: 18 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante, wettelijk vertegenwoordigd door U. van Werkhoven en M. van Putten, heeft J.H. Anneveld hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2017. Namens appellante is verschenen J.H. Anneveld. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren [in] 2008, is bekend met een autistische stoornis en een verstandelijke handicap. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 31 augustus 2015 heeft CIZ deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Naar aanleiding van het tegen het besluit van 31 augustus 2015 gemaakte bezwaar heeft medisch adviseur drs. I. Dammar op 3 november 2015 een medisch advies uitgebracht. Volgens Dammar is het evident dat appellante op basis van het huidige beeld is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid, geen permanent toezicht.
1.4.
Bij besluit van 12 november 2015 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar, onder verwijzing naar het medisch advies van Dammar, gegrond verklaard en appellante per
23 februari 2016 geïndiceerd voor het zorgprofiel VG wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Hierbij is overwogen dat appellante is aangewezen op
24 uur per dag zorg in de nabijheid en dat appellante een blijvende behoefte heeft aan deze zorg. Vanaf de achtste verjaardag van appellante bestaat toegang tot de Wlz, omdat er dan geen sprake meer is van gebruikelijke zorg van ouders voor hun kind als het gaat om 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat appellante tot haar achtste verjaardag geen aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek waarin is geconcludeerd dat appellante is aangewezen op 24 uurs zorg in de nabijheid, maar niet op permanent toezicht, zorgvuldig is verricht. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het resultaat van het medisch onderzoek onjuist is. Namens appellante is niet met een tegenonderzoek onderbouwd dat permanent toezicht in haar geval noodzakelijk is.
3.1.
Appellante heeft de aangevallen uitspraak bestreden. Zij heeft aangevoerd dat zij, ook voor haar achtste jaar, permanent toezicht nodig heeft. Naar de opvatting van appellante was in de periode van 31 augustus 2015 tot 23 februari 2016 daarnaast sprake van meer dan gebruikelijke zorg.
3.2.
CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van de noodzaak van permanent toezicht. CIZ heeft gewezen op het advies van de medisch adviseur van 3 november 2015. CIZ heeft permanent toezicht omschreven als het onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de verzekerde vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor verzekerde kan worden voorkomen. Bij verzekerden die een behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets (ernstig) mis gaan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Partijen strijden over de voor appellante benodigde zorg voor de periode van 31 augustus 2015 tot 23 februari 2016, zijnde een periode voordat appellante het achtste levensjaar bereikte.
4.2.
In het bijzonder strijden partijen over de vraag of de zorg die appellante nodig heeft tot de leeftijd van acht jaar gebruikelijke zorg is en over de vraag of appellante is aangewezen op permanent toezicht als bedoeld in 3.2.
4.3.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het advies van de medisch adviseur van CIZ van 3 november 2015 op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat niet is gebleken dat aan de juistheid van dit advies moet worden getwijfeld. Uit dit advies volgt niet dat appellante is aangewezen op permanent toezicht. Dat appellante ’s nachts bewaakt wordt met een babyfoon duidt niet op een actieve observatie. Uit hetgeen appellante heeft aangevoerd blijkt niet dat te allen tijde acuut moet kunnen worden ingegrepen. Weliswaar is de situatie van appellante ernstig, maar de in het hoger beroepschrift als noodzakelijk aangeduide activiteiten dienen te worden bezien in het licht van de noodzaak tot 24 uurs zorg in de nabijheid. Dat appellante niet op het medisch dagverblijf kan blijven en zij is vrijgesteld van onderwijs onderbouwt niet de noodzaak van permanente actieve observatie.
4.4.
Verder is niet gebleken dat de noodzakelijke zorg voor appellante de gebruikelijke zorg van ouders voor een kind tot acht jaar als het gaat om 24 uur per dag zorg in de nabijheid overstijgt. Appellante heeft in hoger beroep geen medisch objectieve gegevens ingebracht die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van dit onderdeel van het medisch advies. De in hoger beroep aangeduide activiteiten zijn hiervoor onvoldoende.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) B. Dogan

AB