Uitspraak
CIZ
OVERWEGINGEN
23 februari 2016 geïndiceerd voor het zorgprofiel VG wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Hierbij is overwogen dat appellante is aangewezen op
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, geboren in 2008, die bekend is met een autistische stoornis en een verstandelijke handicap. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ op 31 augustus 2015 is afgewezen. Na bezwaar heeft het CIZ op 12 november 2015 het bezwaar gegrond verklaard, maar appellante is pas vanaf haar achtste verjaardag geïndiceerd voor zorg. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, met de overweging dat appellante tot haar achtste verjaardag geen aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat appellante 24 uur zorg in de nabijheid nodig heeft, maar geen permanent toezicht.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ook voor haar achtste jaar permanent toezicht nodig heeft en dat er sprake was van meer dan gebruikelijke zorg. Het CIZ heeft echter gesteld dat permanent toezicht niet noodzakelijk is en heeft verwezen naar het advies van de medisch adviseur. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat het advies van de medisch adviseur zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen objectieve gegevens zijn die de noodzaak van permanent toezicht onderbouwen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.