Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de toepassing van artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met terugwerkende kracht en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen aan betrokkene. Betrokkene ontving sinds 1999 een WAO-uitkering en een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW). Na het vaststellen van onterecht ontvangen bedragen door het Uwv, werd betrokkene verzocht om een aanzienlijk bedrag terug te betalen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen een besluit van 8 augustus 2014 niet-ontvankelijk had moeten verklaren, wat het Uwv in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van 8 augustus 2014 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelt vast dat de verplichting tot terugbetaling al was ontstaan door het terugvorderingsbesluit van 25 juli 2014. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat betrokkene redelijkerwijs kon weten dat zij te veel uitkering ontving, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee het Uwv in het gelijk wordt gesteld.