ECLI:NL:CRVB:2016:390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake bezwaar tegen besluiten van het Uwv over WW-uitkering en boete
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 20 januari 2016, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland behandeld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die haar WW-uitkering herzien en een boete opgelegd hadden. De Raad oordeelt dat het Uwv appellante ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar wegens termijnoverschrijding. De Raad stelt vast dat de onduidelijkheid in de besluitvorming van het Uwv, die heeft geleid tot verwarring over de rechtspositie van appellante, niet aan haar kan worden tegengeworpen. Het bezwaarschrift van appellante, ingediend op 28 december 2013, had als ontvankelijk moeten worden beschouwd, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Raad draagt het Uwv op om alsnog te beslissen op de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 5 november 2013, die betrekking hebben op de herziening van de uitkering en de opgelegde boete. Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming en de noodzaak voor bestuursorganen om duidelijke en tijdige communicatie te waarborgen.