ECLI:NL:CRVB:2017:3567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens niet tijdige melding van verhuizing en beoordeling van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen ongegrond werd verklaard. Het college had appellant een boete opgelegd van € 880,- omdat hij zijn verhuizing naar een andere gemeente niet tijdig had gemeld. Appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet en had op 7 januari 2015 gemeld dat hij per 8 januari 2015 naar de gemeente [gemeente 1] zou verhuizen. Echter, de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant zijn verhuizing per 31 oktober 2014 naar de gemeente [gemeente 2] niet onverwijld aan het college heeft doorgegeven, wat een schending van de inlichtingenverplichting inhoudt.
De Raad heeft vastgesteld dat het college op 3 februari 2015 de bijstand van appellant heeft ingetrokken en de ten onrechte gemaakte kosten heeft teruggevorderd. De boete werd later verlaagd naar € 570,99, maar de Raad oordeelt dat de boete evenredig is. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 13 oktober 2015 gegrond, terwijl het beroep tegen het nader besluit ongegrond wordt verklaard. De Raad concludeert dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat het college bevoegd was om een boete op te leggen. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2017.