ECLI:NL:CRVB:2017:347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
15/4944 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 29 mei 2015. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K. Celebi, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend en op 4 april 2015 een nieuw besluit genomen. In de loop van de procedure heeft appellante aangegeven dat haar belang bij de voortzetting van het hoger beroep enkel nog lag in de proceskosten. Beide partijen hebben vervolgens toestemming verleend om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

De Raad overweegt dat volgens vaste rechtspraak geen procesbelang kan worden ontleend aan de verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten. Aangezien er tussen partijen geen inhoudelijk geschil meer bestaat, heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Desondanks heeft de Raad geoordeeld dat de minister in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat de minister aan appellante is tegemoetgekomen. De kosten voor rechtsbijstand zijn begroot op € 1.485,-. Daarnaast is de minister verplicht om het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.

Uitspraak

15/4944 WSF, 16/5763 WSF
Datum uitspraak: 1 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 mei 2015, 15/655 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Celebi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De minister heeft op 4 april 2015 een nieuw besluit genomen.
Bij brieven van 21 oktober 2016 en 18 november 2016 is namens appellante aan de Raad bericht dat appellantes belang bij voortzetting van de hoger beroepsprocedure enkel nog gelegen is in de proceskosten. Partijen hebben vervolgens toestemming verleend om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

OVERWEGINGEN

1. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 21 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3666) kan geen procesbelang worden ontleend aan de verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten. Nu er ook overigens tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Omdat de minister aan appellante is tegemoetgekomen bestaat aanleiding de minister te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling in beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze worden begroot op € 1.485,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (één punt voor het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting in beroep en één punt voor het hoger beroepschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.485,-;
  • bepaalt dat de minister aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.L. Rijnen
UM