In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgelegde ov-schuld. De rechtbank Den Haag heeft op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarbij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres had op 22 oktober 2014 bezwaar gemaakt tegen de ov-schuld die was vastgesteld op basis van een reisproduct op haar OV-chipkaart, waar zij geen recht meer op had. De Minister had het bezwaar op 15 december 2014 niet-ontvankelijk verklaard, wat eiseres in beroep aanvecht.
Tijdens de zitting op 8 mei 2015 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en heeft zij haar standpunt toegelicht. Eiseres stelde dat het besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, omdat zij zich had uitgeschreven als student en niet meer in 'mijn DUO' had gekeken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de berichten van de Minister op de juiste wijze waren bekendgemaakt en dat eiseres niet tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die de termijnen en procedures voor het indienen van bezwaarschriften regelen.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet kon menen dat zij geen berichten meer van DUO zou ontvangen en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.