Uitspraak
OVERWEGINGEN
WAO-uitkering per 13 februari 2008) terug te komen van het besluit van 10 april 2013, aangezien er geen sprake is van een verslechtering van de gezondheidstoestand van appellante.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om niet terug te komen van een eerder besluit van 10 april 2013, waarin de aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen. Appellante, die al sinds 1999 een WAO-uitkering ontving, stelde dat haar gezondheid was verslechterd en dat zij recht had op een herbeoordeling van haar situatie. Het Uwv had echter geoordeeld dat er geen nieuwe medische feiten waren die een heropening van de zaak rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante gegrond had verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv en dat appellante haar standpunt over de verslechtering van haar gezondheid niet voldoende had onderbouwd met medische gegevens. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat er geen ruimte was voor schadevergoeding.