Uitspraak
mr. M.J. van Steenwijk.
.
OVERWEGINGEN
19 maart 2013 heeft het Uwv die aanvraag afgewezen, omdat appellante in staat wordt geacht meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit besluit is gebaseerd op een rapport en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 februari 2013, opgesteld door een verzekeringsarts en een rapport van 15 maart 2013 opgesteld door een arbeidsdeskundige.
re-integratie. De rechtbank volgt daarnaast het standpunt van het Uwv dat de informatie van A-REA niet ziet op de datum in geding. Uitgaande van de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling wordt in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante niet overschreden. Het bestreden besluit berust dan ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag, aldus de rechtbank.
Wet Wajong. Er is sprake van een laattijdige aanvraag.
29 januari 2009 tot en met 52 weken nadien onzorgvuldig of onjuist te achten. Hiertoe wordt overwogen dat de verzekeringsarts volgens het rapport van 11 februari 2013 zijn onderzoek heeft gericht op de bij appellante voor haar 17e verjaardag, 29 januari 2009, en bij einde wachttijd, 29 januari 2010, aanwezige medische beperkingen. Hij heeft een FML opgesteld waarbij rekening is gehouden met beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid als gevolg van psychische klachten, heupklachten rechts, aspecifieke rugklachten en een zeer lichte verstandelijke beperking. De door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken informatie van 28 februari 2013 van de behandelend psychiater en psycholoog sluit aan bij de door de verzekeringsarts vastgestelde diagnoses PTSS en persoonlijkheidsproblematiek. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen nieuwe feiten of objectieve gegevens naar voren gekomen op grond waarvan het standpunt van de verzekeringsarts moet worden herzien. Het oordeel van de rechtbank dat het Uwv in het rapport van het rapport van 27 december 2013 van A-REA terecht geen reden heeft gezien de FML aan te passen, nu dit rapport niet ziet op de periode van 29 januari 2009 tot en met 52 weken nadien, wordt gevolgd. In hoger beroep heeft appellante haar claim dat zij wegens gezondheidsproblemen als jonggehandicapte moet worden aangemerkt niet nader onderbouwd met medische informatie die nog niet in de beschouwingen van het Uwv over haar gezondheidssituatie in 2009-2010 is betrokken. Het bestreden besluit, voor zover het ziet op de periode van
29 januari 2009 tot en met 52 weken nadien, berust op een deugdelijke verzekeringsgeneeskundige grondslag.
AREA-rapporten niet uitgaan van andere medische bevindingen dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep van uit is gegaan. In de AREA-rapporten worden mede de sociale omstandigheden van appellante meegewogen in het kader van haar re-integratie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze sociale omstandigheden onderkend en heeft deze terecht buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. Gewezen wordt op de uitspraak van de Raad van 20 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1896. Hij heeft gesteld dat hij in de AREA-rapporten voor de forse urenbeperking die in die rapporten noodzakelijk wordt geacht, geen medische onderbouwing heeft gezien en dat hij die op grond van de medische informatie evenmin kan geven. Appellante heeft geen (medische) gegevens overgelegd op grond waarvan deze beschouwing van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist moet worden gehouden.
Wet Wajong, zal het motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht worden gepasseerd.