ECLI:NL:CRVB:2017:3352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en werd beschuldigd van het niet melden van een gezamenlijke huishouding met een man genaamd D. Na een melding via de kliklijn heeft een sociaal rechercheur onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante en D. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, verbruiksgegevens en waarnemingen bij de woningen van beide betrokkenen. Het college heeft op basis van de onderzoeksresultaten besluiten genomen om de bijstand van appellante in te trekken en terug te vorderen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding en dat de verklaring van D niet als bewijs kon dienen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellante en D hun hoofdverblijf hadden in de woning van appellante en dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond.