Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 3.744,87 van appellante wordt teruggevorderd, nu dat het bedrag is dat zij in het jaar 2011 als voorschot heeft ontvangen. Aan dit besluit heeft het Zorgkantoor ten grondslag gelegd dat appellante niet heeft voldaan aan de aan het pgb verbonden verplichtingen. Appellante heeft geen verantwoording afgelegd over de besteding van het haar verleende pgb. Bij een afweging van de belangen heeft het Zorgkantoor geen aanleiding gezien om niet van zijn bevoegdheden tot het lager vaststellen van het pgb en het terugvorderen van de onverschuldigd betaalde voorschotten gebruik te maken. Dat appellante geen verantwoording heeft kunnen afleggen, mogelijk als gevolg van het handelen van haar zorgaanbieder, komt voor haar risico. Daarnaast is niet gebleken dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft.
7 december 2015 beoogde bescherming van de budgethouder niet worden geplaatst in het kader van de beoordeling van het vaststellingsbesluit, bedoeld in artikel 4:46 van de Awb, en het terugvorderingsbesluit, bedoeld in artikel 4:95 van de Awb, maar in het kader van de invordering. Zoals de Raad in die uitspraak heeft overwogen, is de strekking van deze brief dat het Zorgkantoor budgethouders die te goeder trouw zijn, beschermt door de uit de terugvordering voortvloeiende vordering door middel van cessie over te nemen en deze op de (vermoedelijke) fraurende zorgaanbieder te verhalen. Daarmee verdraagt zich niet dat de terugvordering, wordt aangetast.