In deze zaak gaat het om een schadevergoedingsverzoek van appellant in verband met een onrechtmatig besluit van het Uwv. Het betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 oktober 2016. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de beoordeling van de schadevergoeding moet plaatsvinden volgens het recht zoals dat gold tot 1 juli 2013, aangezien het besluit waar appellant zich op beroept van vóór deze datum is. De Raad stelt vast dat er geen causaal verband is aangetoond tussen het onrechtmatige besluit en de gestelde immateriële schade. Appellant heeft niet kunnen bewijzen dat hij psychische schade heeft geleden door de late aanmelding voor de lesdag bij TLEC en het Uwv heeft passend gereageerd door excuses aan te bieden voor het verzuim. De Raad komt tot de conclusie dat het Uwv op goede gronden zijn beslissing tot afwijzing van de schadevergoeding heeft gehandhaafd. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard.