ECLI:NL:CRVB:2017:3244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand wegens niet gemelde huur en onderhuur van een bedrijfspand
In deze zaak gaat het om de herziening en intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 23 oktober 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede ongegrond verklaarde. Het college had besloten om de bijstand van appellant te herzien en terug te vorderen vanwege niet gemelde inkomsten uit onderverhuur van een bedrijfspand en de ontdekking van een hennepkwekerij in dat pand.
De Raad stelt vast dat appellant sinds 1 mei 2013 het bedrijfspand huurde en maandelijks € 847,- aan huur betaalde, terwijl hij ook een gedeelte van het pand onderverhuurde voor € 800,- per maand. Appellant heeft echter nagelaten deze inkomsten te melden aan het college, wat in strijd is met zijn inlichtingenverplichting. De Raad oordeelt dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat deze informatie van belang was voor de voortzetting van zijn bijstandsverlening.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het college niet kon vaststellen of appellant recht had op bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van het college om de bijstand te herzien en terug te vorderen wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.