Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 maart 2013 herzien en de volgens het Uwv onverschuldigd betaalde uitkering over de periode van 1 maart 2013 tot en met 19 januari 2014 ten bedrage van € 29.607,99 teruggevorderd.
30 januari 2015 (bestreden besluit 2) het bezwaar tegen het boetebesluit alsnog gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij te kennen gegeven dat er geen sprake is van opzet of grove schuld, maar dat de schending van de inlichtingenplicht wel verwijtbaar is. Daarbij past een boete van 50% van het benadelingsbedrag. Omdat geen hogere boete kan worden opgelegd dan de maximale boete op grond van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt de boete nader bepaald op € 8.100,-.
BESLISSING
- stelt het bedrag van de boete vast op € 5.200,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 30 januari 2015;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten voor het overige;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,- vergoedt.
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2017.