Uitspraak
16.5905 WIA
5 augustus 2016, 15/3881 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
18 december 2008 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Appellant is, nadat hij werkzaamheden heeft verricht in het kader van een re-integratietraject, op 4 juni 2010 definitief uitgevallen.
17 april 2015 de maatgevende arbeid gewijzigd naar onderwijsassistent voor gemiddeld
28,51 uur per week en het maatmaninkomen vastgesteld op € 22,17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens opnieuw het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en op basis van deels andere functies de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald op 43,80%. De schatting is gebaseerd op de functies inpakker (handmatig) (SBC-code 111190), administratief medewerker afhandelingen (SBC-code 515080) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180). Als reservefuncties zijn samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar (SBC-code 267050), archiefmedewerker, medewerker bibliotheek (SBC-code 315130), medewerker intern rapport (SBC-code 111220) en elektronica monteur (SBC-code 267040) geselecteerd.
25 februari 2015 volgt dat bij een stoorgeluid van ongeveer 55 dB voor appellant de spraak minimaal 62 dB luid zou moeten zijn om er 50% van te kunnen verstaan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hier op adequate wijze rekening mee gehouden. Daarbij heeft hij terecht mee laten wegen waartoe een werkgever op grond van regelgeving is gehouden jegens zijn werknemers ten aanzien van omgevingslawaai. In een situatie waarin wel intensief moet worden gecommuniceerd is maximaal een equivalent geluidsniveau van 45 dB toelaatbaar. Wanneer communicatie belangrijk is en zeer regelmatig voorkomt en bij een hoge mate van concentratie mag het equivalent geluidsniveau slechts 35 dB zijn. In alle geselecteerde functies is communicatie geen belangrijk onderdeel van het werk. Het betreft uitvoerend werk, waarbij niet intensief wordt samengewerkt. Indien, in de door appellant geschetste situaties, incidenteel toch door collega’s en leidinggevenden met enige stemverheffing met appellant moet worden gepraat is dat niet zodanig verstrekkend en ingrijpend dat dit redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd.
€ 500,-.