ECLI:NL:CRVB:2017:3180

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
14/2162 WSF-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van eerdere uitspraak inzake proceskosten in hoger beroep

Op 13 september 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/2162 WSF-R. Deze uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van de Raad van 29 maart 2017. In de eerdere uitspraak was de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten onrechte veroordeeld in de kosten van rechtsbijstand, terwijl appellanten zonder rechtsbijstand hadden geprocedeerd. De Raad heeft vastgesteld dat de minister in de kosten van rechtsbijstand voor een bedrag van € 990,- was veroordeeld, wat niet correct was. Wel zijn er reiskosten gemaakt door de appellanten voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, die voor vergoeding in aanmerking komen.

De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgestelde rectificatie. Aangezien er geen reacties zijn ontvangen, heeft de Raad besloten de uitspraak te rectificeren. De proceskosten worden nu begroot op € 1.016,-, bestaande uit € 13,- voor de reiskosten van de appellant, € 13,- voor de reiskosten van appellante 1, en € 990,- voor de rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak van 29 maart 2017 wordt aangepast, zodat de minister nu in de proceskosten van appellanten wordt veroordeeld tot het totaalbedrag van € 1.016,-.

De rectificatie is gedaan door J. Brand, lid van de enkelvoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 13 september 2017. De uitspraak is ondertekend door J. Brand en griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

14/2162 WSF-R, 14/2163-R, 14/2164-R (2e rectificatie-uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 29 maart 2017, 14/2162 WSF, 14/2163, 14/2164
Partijen:
[appellant], [appellante 1] en [appellante 2], allen wonend te [woonplaats] (appellanten)
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
Datum uitspraak: 13 september 2017
PROCESVERLOOP
De Raad heeft, na hier door de minister bij brief van 13 juni 2017 op te zijn gewezen, vastgesteld dat in de uitspraak van 29 maart 2017, 14/2162 WSF, 14/2163 WSF en 14/2164 WSF de minister ten onrechte is veroordeeld in de kosten van rechtsbijstand begroot € 990,- voor verleende rechtsbijstand in beroep, terwijl er bij de procedure in eerste aanleg door appellanten is geprocedeerd zonder rechtsbijstand. Wel zijn er door appellanten [appellant] en [appellante 1] reiskosten gemaakt voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, die voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad heeft aanleiding gezien partijen bij brief van 4 juli 2017 in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een rectificatie van de uitspraak. In deze brief is vermeld dat indien niet binnen vier weken een reactie is ontvangen de Raad ervan uit gaat dat tegen de rectificatie geen bezwaar bestaat.
Partijen hebben niet gereageerd binnen de in de brief van 4 juli 2017 gestelde termijn.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van 29 maart 2017, 14/2162 WSF, 14/2163 WSF en 14/2164 WSF wordt gerectificeerd als volgt:
Overweging 5 van de uitspraak dient te luiden:
5. Aanleiding bestaat de minister te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze kosten worden in beroep begroot op € 13,- voor de door appellant gemaakte reiskosten en € 13,- voor de door appellante 1 gemaakte reiskosten en op € 990,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 1.016,-. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.
De vijfde bepaling in de beslissing wordt:
- Veroordeelt de minister in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van
€ 1.016,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 29 maart 2017 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.L. Rijnen
AB