ECLI:NL:CRVB:2017:318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van uitkeringen op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). Appellante had in juli 2011 een aanvraag ingediend voor toekenningen, maar deze was in 2013 afgewezen omdat er geen bevestiging was van de door haar gestelde oorlogsgebeurtenissen. Na een tussenuitspraak in februari 2016, waarin de Raad verweerder opdroeg de gebreken in de beslissing op bezwaar te herstellen, heeft verweerder op 18 mei 2016 een nieuwe beslissing genomen, waarin het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard. De geneeskundig adviseur van verweerder concludeerde dat de psychische klachten van appellante niet in verband stonden met de brandstichtingen die zij als baby had meegemaakt, maar met andere traumatische gebeurtenissen uit haar latere leven.
De Raad heeft in zijn beoordeling de rapportage van de geneeskundig adviseur, R.J. Roelofs, als meer overtuigend beschouwd dan de rapportage van de door appellante ingeschakelde arts, G.J. Laatsch. De Raad oordeelde dat het gebrek in de eerdere beslissing was hersteld en verklaarde het beroep tegen het nieuwe besluit ongegrond. Tevens werd vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, waarvoor verweerder werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 1.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.031,98.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische rapportages in bestuursrechtelijke procedures en de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaarschriften.