ECLI:NL:CRVB:2017:3064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van persoonsgebonden budget en verplichtingen onder de Regeling subsidies AWBZ
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor van appellante, die een pgb had ontvangen op basis van de Regeling subsidies AWBZ voor het jaar 2014. Appellante had een netto pgb van € 30.878,05 ontvangen, maar het Zorgkantoor heeft de verantwoording van de besteding van dit budget afgewezen. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante niet heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 2.6.9 van de Rsa, wat het Zorgkantoor bevoegd maakte om het pgb lager vast te stellen en de betaalde voorschotten terug te vorderen. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het bestreden besluit deel uitmaakte van het vaststellingsbesluit van 4 juni 2015, waartegen appellante geen separaat bezwaar had ingesteld. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het besluit van 4 juni 2015 ongegrond. Tevens werd het Zorgkantoor veroordeeld tot vergoeding van proceskosten van appellante.