Uitspraak
mr. G.J. Oudenes en mr. S. Asadi. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Stroo, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in deze zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009, en het arrest van de Hoge Raad van
19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252. Hieruit volgt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in beginsel niet is overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar in beslag heeft genomen. De redelijke termijn vangt in beginsel aan bij het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen en eindigt op het moment waarop de Raad uitspraak heeft gedaan. Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden, wordt de tijd die gemoeid is geweest met het verkrijgen van een prejudiciële beslissing buiten beschouwing gelaten. Verder is in beginsel een vergoeding gepast van
€ 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 april 2012 gegrond en vernietigt dat besluit;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 5.568,75;
- bepaalt dat de Svb aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt.
J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2017.