ECLI:NL:CRVB:2017:2953
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invaliditeitspensioen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een gewezen militair die sinds 1999 een militair invaliditeitspensioen ontvangt. De appellant, die lijdt aan het fenomeen van Raynaud en het CREST-syndroom, heeft verzocht om verhoging van zijn invaliditeitspensioen wegens verergering van zijn ziektebeeld. De minister van Defensie heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak het besluit van de minister vernietigd, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de minister zich terecht heeft gebaseerd op de conclusies van de verzekeringsarts Koperberg. De Raad heeft vastgesteld dat de mate van invaliditeit van de appellant niet te laag is vastgesteld en dat de rechtbank geen onzorgvuldigheden heeft begaan. Daarnaast heeft de Raad de verzoeken van de appellant om een onafhankelijke deskundige in te schakelen afgewezen, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van Koperberg. De Raad heeft ook geoordeeld over de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, waarbij de minister en de Staat der Nederlanden zijn veroordeeld tot schadevergoeding aan de appellant. De totale overschrijding van de redelijke termijn bedraagt twaalf maanden, waarvan de minister €750,- en de Staat €250,- aan de appellant moet betalen. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt de proceskosten voor de schadeprocedure op aan de minister en de Staat.