ECLI:NL:CRVB:2017:2911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een verzekerde zonder werkgever na een zorgvuldige medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die ziekengeld ontving op grond van de Ziektewet (ZW) na zijn ziekmelding op 14 april 2014. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 14 mei 2015. De appellant, die voorheen als magazijnmedewerker werkte, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, dat stelde dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad onderschrijft de bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die concludeerden dat de appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. De Raad stelt vast dat de aan de beoordeling ten grondslag liggende functies medisch geschikt zijn voor de appellant en dat de berekening van het maatmaninkomen correct is uitgevoerd. De Raad komt tot de conclusie dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd en bevestigt de aangevallen uitspraak.