ECLI:NL:CRVB:2017:2870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Y.J. Klik
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 1992 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om de bijstand in te trekken en terug te vorderen, heeft bevestigd. De aanleiding voor de intrekking was een melding dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met appellant, haar partner, wat zij ontkende. Na een onderzoek door de sociale rechercheurs, waarin onder andere getuigen zijn gehoord en bewijs is verzameld, concludeert het college dat appellante en appellant in de periode van 21 maart 2000 tot 21 november 2014 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad oordeelt dat de onderzoeksresultaten voldoende basis bieden voor deze conclusie en dat appellante haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De Raad bevestigt dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ten onrechte ontvangen bijstand rechtmatig zijn. Appellanten hebben geen dringende redenen kunnen aanvoeren om van terugvordering af te zien, ondanks hun financiële situatie. De Raad wijst erop dat de gevolgen van terugvordering pas optreden bij daadwerkelijke invordering, waarbij de schuldenaar bescherming kan inroepen van de regels over de beslagvrije voet.