Uitspraak
OVERWEGINGEN
26 juli 2013 ingetrokken en over een periode van 26 juli 2013 tot en met 31 januari 2014 een bedrag van € 71,90 aan volgens het Uwv onverschuldigd betaalde toeslag van appellante teruggevorderd. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat appellante vanaf 26 juli 2013 samenwoonde met een partner die inkomsten had, maar dit niet heeft doorgegeven aan het Uwv.
€ 150,- wegens schending van haar inlichtingenplicht.
28 januari 2015 (ECLI:NL:RBOVE:2015:446) heeft geoordeeld dat er een toereikende grondslag is voor het standpunt dat appellante en haar partner in de periode van
21 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 een gezamenlijke huishouding voerden en dat er geen reden is om in deze procedure hier anders over te oordelen. Gelet hierop heeft het Uwv terecht overwogen dat appellante de wijziging in haar leefsituatie niet tijdig heeft doorgegeven en daarmee de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden. Ten gevolge van deze wijziging in de leefsituatie heeft het Uwv tevens terecht het standpunt ingenomen dat appellante vanaf 21 oktober 2013 ook melding diende te maken van de inkomsten van haar partner.
21 oktober 2013, zoals neergelegd in het op 24 februari 2014 opgemaakte rapport, en de op
22 januari 2014 en 26 april 2014 afgelegde verklaringen van [B]. Uit de observaties is immers gebleken dat de partner van appellante meermalen is waargenomen met een
auto-ambulance en verschillende auto’s in de buurt van de woning van appellante en haar partner. Tevens kan uit de verklaringen van [B] worden afgeleid dat de partner van appellante wel eens een auto heeft weggebracht en auto’s heeft verkocht. Nu sprake is van op geld waardeerbare activiteiten wordt appellante niet gevolgd in haar standpunt dat hier geen inkomsten mee zijn verkregen. Dat appellante geen weet zou hebben gehad van deze activiteiten en ze daarom niet zou hebben kunnen melden, wordt evenmin gevolgd. De observaties hebben plaatsgevonden bij de woning waar ook appellante woonachtig is, zodat zij geacht kan worden op de hoogte te zijn van de activiteiten van haar partner met de
auto-ambulance en de verschillende auto’s. Voorts is uit het rapport van de
Sociale Recherche Twente gebleken dat in 2013 meerdere kentekens op naam van appellante zijn afgegeven door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Deze omstandigheden vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende grondslag voor de conclusie dat appellante weet moet hebben gehad van de activiteiten van haar partner ten aanzien van de in- en uitvoer dan wel de aan- of verkoop van auto’s. Nu appellante deze wijziging in haar leefsituatie en de inkomsten van haar partner niet heeft gemeld en dit wel had moeten doen is het Uwv terecht overgegaan tot herziening (lees: intrekking) per 21 oktober 2013 en een terugvordering van ten onrechte ontvangen toeslag.
26 juli 2013 leefde als een stel ten onrechte geïnterpreteerd als een mededeling dat sprake was van een gezamenlijke huishouding. Voorts heeft appellante bestreden dat haar partner in de gestelde periode enig inkomen heeft genoten uit de veronderstelde autohandel.
aan- of verkoop van auto’s, maar hij hiervan geen boekhouding heeft bijgehouden en de beschikbare gegevens geen enkele aanwijzing bevatten over de aard en omvang van deze vergoedingen, heeft het Uwv op goede gronden besloten de toeslag vanaf 21 oktober 2013 in te trekken en terug te vorderen, omdat het recht op toeslag niet kan worden vastgesteld.