Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
H.O. Kerkmeester en als leden, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2017.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die zich ziek had gemeld met spier-, pees- en gewrichtsklachten, had hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening hield met de beperkingen van appellante.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar belastbaarheid onjuist was ingeschat en dat haar aandoening, Ehlers Danlos type 3 (EDS), ernstiger was dan aangenomen. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de medische situatie van appellante op de datum in geding correct was vastgesteld. De Raad bevestigde dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke medische grondslag berustte en wees het verzoek om een onafhankelijke deskundige af.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de belastbaarheid van een verzekerde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.