ECLI:NL:CRVB:2017:2797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van uitkeringen op basis van niet-nakoming inlichtingenplicht door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidwet (WW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had zijn uitkering en toeslag ontvangen over een periode waarin hij als zelfstandige werkzaamheden had verricht zonder dit te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de uitkering en toeslag ingetrokken en teruggevorderd, wat de appellant aanvocht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn activiteiten, die als handel konden worden beschouwd.
De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen om zijn werkzaamheden en inkomsten te melden. De Raad stelde vast dat de appellant geen administratie had bijgehouden van zijn activiteiten en dat de gegevens die hij had overgelegd niet als controleerbaar konden worden beschouwd. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden de uitkeringen en toeslagen had ingetrokken en dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.