ECLI:NL:CRVB:2017:2751

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
16/3669 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit in het kader van AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die schadevergoeding eiste wegens een onrechtmatig besluit van het Zorgkantoor, heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Zorgkantoor een bedrag van € 4.909,14 aan de appellant had toegekend, maar dat de appellant ook nog een bedrag van € 50.090,86 vergoed wilde zien. De Raad oordeelde dat de gestelde hogere schade niet in zodanig verband staat tot het onrechtmatige besluit dat deze het Zorgkantoor als gevolg daarvan kan worden toegerekend. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van causaal verband in schadevergoedingszaken en de noodzaak voor appellanten om nieuwe gronden aan te voeren in hoger beroep. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/3669 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 april 2016, 16/31 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Zorgkantoor Menzis (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 9 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Appellant is verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.P. Scherer.

OVERWEGINGEN

1. De Raad verwijst voor de relevante feiten en omstandigheden naar de aangevallen uitspraak.
2.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
2.2.
Het Zorgkantoor heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1.
Uit de overwegingen en oordelen van de aangevallen uitspraak vloeit voort dat het besluit van 29 april 2014 als schadeveroorzakend besluit dient te worden aangemerkt en dat de onrechtmatigheid van dat besluit en de toerekening ervan, als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, aan het Zorgkantoor vaststaan. Tussen partijen is in hoger beroep uitsluitend nog in geschil de hoogte van het door het Zorgkantoor aan appellant toegekende bedrag voor de vergoeding van de door hem gestelde schade. Appellant wenst in aanvulling op het door het Zorgkantoor toegekende bedrag van € 4.909,14 nog een bedrag van € 50.090,86 vergoed te zien.
3.2.
De rechtbank heeft – onder verwijzing naar de in vaste rechtspraak vermelde vereisten voor het aannemen van causaal verband tussen de gestelde schade en het schadeveroorzakende besluit – geoordeeld dat de door appellant gestelde hogere schade niet in zodanig verband staat tot het onrechtmatige besluit dat deze het Zorgkantoor als een gevolg van dat besluit kan worden toegerekend. Dat de moeder van appellant in een verpleeghuis is opgenomen vloeit naar het oordeel van de rechtbank niet rechtstreeks voort uit het onrechtmatige besluit, maar is het gevolg van een samenloop van omstandigheden waarin de uitspraken van de civiele rechter over het mentorschap van de zuster van appellant en de kennelijke onenigheid binnen de familie over de gewenste zorg voor moeder een zeer grote rol hebben gespeeld. De Raad onderschrijft in grote lijnen de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel.
3.3.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot het oordeel had moeten komen dat het Zorgkantoor aan hem ook nog het hogere bedrag van € 50.090,86 had moeten toekennen. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak zal, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2017.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) R.H. Budde

KP