ECLI:NL:CRVB:2017:2680
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOR-toekenningen en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1943 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad op 16 april 2015, en dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 1 september 2015. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad concludeerde dat niet is aangetoond dat appellant persoonlijk oorlogsgeweld heeft ervaren in het voormalige Nederlands-Indië, en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met drie maanden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,-. De Raad heeft de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding aan appellant, evenals de proceskosten van € 247,50. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk.