ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6981
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag voor WUV- en WUBO-uitkering zonder nieuwe feiten
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1943 in het voormalige Nederlands-Indië, herhaaldelijk aanvragen ingediend voor een uitkering op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 april 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de beroepen van appellant ongegrond zijn verklaard. De Raad oordeelde dat appellant geen nieuwe feiten of gegevens heeft gepresenteerd die aanleiding zouden geven om de eerdere besluiten te herzien. De eerdere afwijzingen van de aanvragen waren gebaseerd op het ontbreken van bewijs dat appellant vrijheidsberoving of oorlogsgeweld heeft ondergaan zoals gedefinieerd in de Wubo en Wuv.
De Raad heeft vastgesteld dat de verklaringen van appellant en zijn broer niet voldoende zijn om aan te tonen dat appellant in levensbedreigende omstandigheden heeft verkeerd. De Raad benadrukte dat het feit dat gebeurtenissen in historische zin aannemelijk zijn, niet voldoende is om de persoonlijke ervaringen van appellant vast te stellen. De eerdere besluiten zijn dan ook in stand gehouden, omdat er geen nieuwe feiten zijn die de herziening van de besluiten rechtvaardigen.
De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, met P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 april 2013.