ECLI:NL:CRVB:2017:2678
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vergoeding gebitsrehabilitatie en ingangsdatum Wuv-toekenningen
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942, beroep ingesteld tegen besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) die haar aanvragen om uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) hebben afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de vergoeding voor gebitsrehabilitatie terecht was, omdat de gebitsklachten niet aan de vervolging konden worden toegeschreven. Er ontbrak een zogenoemde 'rode draad' in de medische onderbouwing van de klachten. Daarnaast werd de ingangsdatum van de Wuv-toekenningen vastgesteld op de datum van de aanvraag, omdat de psychische klachten van appellante ten tijde van de aanvragen in 2001 en 2005 niet het niveau bereikten van een ziekte of gebrek. De Raad heeft ook geoordeeld dat er een overschrijding van de redelijke termijn was in de rechterlijke fase, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,- aan appellante. De Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 247,50 aan appellante.