In deze zaak heeft appellante een verzoek ingediend bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van haar vader, omdat zij een ernstig conflict met hem heeft. De minister heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen sprake is van een ernstig en onverzoenlijk conflict. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft de beslissing van de minister bevestigd, waarop appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de minister ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat niet kan worden beoordeeld of er sprake is van een conflict, enkel omdat appellante geen alimentatie heeft gevorderd. De Raad oordeelt dat de minister wel degelijk het verzoek van appellante had moeten beoordelen op basis van de conflicteis, maar dat de afwijzing van het verzoek niet onterecht was. De Raad concludeert dat er onvoldoende bijkomende omstandigheden zijn die loskoppeling rechtvaardigen, ondanks de verstoorde relatie tussen appellante en haar vader.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, maar met verbetering van de gronden. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.980,- bedragen, en moet de minister het griffierecht van € 169,- vergoeden aan appellante. De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2017.