ECLI:NL:CRVB:2017:2644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing bijstandsaanvraag en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van bijstandsaanvragen van appellant door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Appellant had zich in 2014 meerdere keren gemeld voor bijstandsaanvragen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze aanvragen werden telkens afgewezen omdat het college van mening was dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met een medebewoonster, mevrouw W. De Raad heeft vastgesteld dat de wederzijdse zorg tussen appellant en W onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de afwijzingen ongegrond verklaard, maar de Raad heeft deze uitspraken vernietigd. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank niet had onderkend dat de zorg van appellant voor W niet van zodanige betekenis was dat dit als wederzijdse zorg kon worden aangemerkt. De Raad heeft de bestreden besluiten van het college vernietigd en het college opgedragen om nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van appellant, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de nabetalingen van bijstand. De proceskosten van appellant zijn begroot op € 4.950,-.