ECLI:NL:CRVB:2017:2599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar WIA-uitkering door termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin haar bezwaar tegen de beëindiging van haar loongerelateerde WGA-uitkering niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Uwv had op 21 juli 2014 meegedeeld dat appellante vanaf 22 september 2014 geen recht meer had op de uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante diende op 1 september 2014 een bezwaarschrift in, maar de gronden van bezwaar werden pas op 22 oktober 2014 ingediend, wat volgens het Uwv te laat was. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, omdat zij onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gronden tijdig waren ingediend.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij de gronden op 22 oktober 2014 ter post had bezorgd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzending van de gronden op 23 oktober 2014 was vastgesteld op basis van het poststempel. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak, omdat appellante niet had aangetoond dat de gronden eerder ter post waren bezorgd. De Raad stelde vast dat de indiening van de gronden niet tijdig was en dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. De beslissing van het Uwv om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren werd derhalve bevestigd.