ECLI:NL:CRVB:2015:3098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Uwv inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door R.T. van Baarlen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 juli 2013, waarin werd vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de gronden van het bezwaar niet tijdig waren ingediend. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gronden van het bezwaar pas na de deadline van 26 september 2013 bij het Uwv zijn ingekomen. De Raad oordeelde dat het Uwv in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om aannemelijk te maken dat het bezwaar tijdig was ingediend, wat niet is gelukt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van de indiener om aan te tonen dat aan de vereisten is voldaan. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 11 september 2015.