Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake zijn aanvraag voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Appellant, geboren in 1985, diende op 24 september 2015 een aanvraag in, die op 5 november 2015 werd afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, omdat hij op de datum waarop het recht op studiefinanciering zou kunnen ingaan, 1 oktober 2015, al 30 jaar oud was. De rechtbank Noord-Nederland bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 25 oktober 2016.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij ten onrechte niet in de bezwaarfase is gehoord en dat hij door de minister op het verkeerde been is gezet over het moment waarop hij zijn aanvraag kon indienen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister geen verplichting had om appellant te horen in de bezwaarfase, omdat artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing was. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant onjuist was voorgelicht door de minister en dat hij zelf verantwoordelijk was voor het tijdig inwinnen van informatie over zijn recht op studiefinanciering.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter J. Brand, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2017.