ECLI:NL:CRVB:2017:25
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van appellant in het kader van WIA-uitkering na intrekking WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die sinds 1993 een uitkering op grond van de WAO ontving, had zich in 2012 opnieuw arbeidsongeschikt gemeld vanwege enkelklachten. Het Uwv had na onderzoek vastgesteld dat appellant met ingang van 2 januari 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde zijn beroepen ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat hij meer beperkt was dan vastgesteld en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn vergeetachtigheid en opleidingsniveau.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had voldoende informatie verzameld om de beperkingen van appellant vast te stellen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies passend waren en dat appellant niet had aangetoond dat hij niet aan het opleidingsniveau voor deze functies kon voldoen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.