ECLI:NL:CRVB:2017:2482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting door verplaatsing van woonplaats naar België
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn woonplaats verplaatst naar België zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had daarop de bijstand van de appellant ingetrokken en een terugvordering ingesteld van de onterecht ontvangen bijstandsuitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, maar de hoogte van de opgelegde boete verlaagd.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn hoofdverblijf in België niet te melden. De Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden voldoende onderbouwd waren om te concluderen dat de appellant in de beoordelingsperiode zijn hoofdverblijf in België had. De Raad heeft de beroepsgrond van de appellant dat hij slechts in de weekends in België verbleef, verworpen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de rechtbank terecht een boete van 50% van het benadelingsbedrag had opgelegd, omdat er geen verzwarende omstandigheden waren en de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid.
Uiteindelijk heeft de Raad de hoogte van de boete vastgesteld op € 3.508,52, in plaats van de door de rechtbank vastgestelde € 3.510,-. Tevens is het college veroordeeld in de kosten van de appellant tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.