In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over de toekenning van een WIA-uitkering aan betrokkene, die als stukadoor werkzaam was tot hij in 2011 uitviel door een voettrauma. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juni 2017 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet kon standhouden, en het besluit vernietigd. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de rechtbank de deskundige, prof. dr. R.L. Diercks, terecht heeft gevolgd in zijn rapportage over de belastbaarheid van betrokkene. De deskundige concludeerde dat betrokkene meer beperkt is dan eerder aangenomen, en dat alle functies die zijn geduid ter bepaling van de theoretische verdiencapaciteit ongeschikt zijn. De Raad oordeelt dat de rechtbank op juiste gronden heeft vastgesteld dat de beperkingen van betrokkene, zoals vastgesteld door de deskundige, overtuigend zijn en dat het bestreden besluit, in samenhang met de gewijzigde motivering, vernietigd moet worden. De Raad wijst erop dat het rolstoelgebruik van betrokkene niet kan worden uitgesloten, en dat dit een rol kan spelen in de beoordeling van zijn belastbaarheid. De Raad heeft appellant opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak, en veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep.