Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
griffierecht van in totaal € 168,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn recht op een WIA-uitkering. Appellant, die als taxichauffeur werkte, is sinds 5 april 2012 arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft in 2014 vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, wat appellant betwistte. De rechtbank Midden-Nederland heeft in eerdere uitspraken de besluiten van het Uwv bevestigd, maar appellant heeft in hoger beroep zijn bezwaren herhaald. Tijdens de procedure heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij appellant alsnog recht op een WGA-vervolguitkering is toegekend met terugwerkende kracht tot 3 april 2014. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd en het Uwv in het gelijk gesteld, waarbij de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van appellant door het Uwv zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies passend waren bij zijn beperkingen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de kostenvergoeding in bezwaar correct was vastgesteld en dat de uitkering terecht was verrekend met andere uitkeringen. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige medische evaluatie en de juiste toepassing van de wetgeving omtrent arbeidsongeschiktheid.