ECLI:NL:CRVB:2017:2409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die werkzaam was als begeleider op een woonvoorziening voor licht verstandelijk gehandicapten. Appellante was na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof uitgevallen en had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had haar aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in de eerdere procedure de bevindingen van de deskundige reumatoloog J.F. Haverman gevolgd, die concludeerde dat appellante op de datum in geding geen medische indicatie had voor het nemen van liggende rustmomenten tijdens haar werk. De rechtbank oordeelde dat de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante correct was en dat de geduide functies passend waren. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald, maar de Raad heeft de conclusies van Haverman en de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor het standpunt van appellante dat zij niet in staat was om functies te vervullen in de reguliere arbeid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot vergoeding van schade of proceskosten, aangezien het bestreden besluit in stand werd gelaten. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 juli 2017.