ECLI:NL:CRVB:2017:2399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke disciplinaire maatregel en plichtsverzuim van een ambtenaar
In deze zaak gaat het om de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke disciplinaire maatregel opgelegd aan appellant, die sinds 1 september 2010 in dienst was bij de Stichting Waternet. Appellant had eerder een disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag gekregen vanwege plichtsverzuim, waarbij hij in maart 2014, terwijl hij 50% arbeidsongeschikt was, zonder toestemming op reguliere werkdagen in het buitenland verbleef. Dit werd door het bestuur als ernstig plichtsverzuim aangemerkt. In een beoordelingsgesprek kreeg appellant de opdracht om een actieplan op te stellen om zijn functioneren te verbeteren. Echter, het actieplan dat hij op 7 januari 2015 indiende, werd door het bestuur als cynisch en sarcastisch ervaren, wat leidde tot de uitvoering van het voorwaardelijk ontslag. Het bestuur stelde dat appellant hiermee gezagsondermijnend gedrag vertoonde.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestuur niet had aangetoond dat het gedrag van appellant gelijk of gelijksoortig plichtsverzuim was aan het eerder vastgestelde plichtsverzuim. De Raad concludeerde dat de voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag niet was vervuld. Het subsidiaire ontslag wegens onverenigbaarheid van karakters was niet in geschil. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het besluit tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag, maar handhaafde het ontslag op de subsidiaire grond. Tevens werd het bestuur veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 2.970,- bedroegen.