ECLI:NL:CRVB:2017:2330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op grond van verblijfsrecht en het koppelingsbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellante, een vrouw afkomstig uit Oeganda, die sinds 2010 in Nederland verblijft. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had eerder besloten om geen kinderbijslag toe te kennen, omdat appellante geen verblijfsrecht had en er geen duurzame persoonlijke band met Nederland zou zijn. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat, hoewel de omstandigheden van appellante en haar zoon moeilijk waren, deze niet voldoende waren om het koppelingsbeginsel buiten toepassing te laten. De Raad verwees naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en benadrukte dat het recht op kinderbijslag niet kan worden afgeleid uit internationale verdragen, zoals het EVRM. De Raad concludeerde dat de situatie van appellante niet zodanig schrijnend was dat dit een uitzondering op de regels rechtvaardigde.
De uitspraak bevestigde dat de Svb terecht had geweigerd om kinderbijslag toe te kennen voor de eerste twee kwartalen van 2012, en dat de rechtbank de juiste overwegingen had gemaakt. De Raad wees erop dat de omstandigheden waaronder appellante en haar zoon leefden, hoewel moeilijk, niet voldoende waren om het koppelingsbeginsel te negeren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.