ECLI:NL:CRVB:2017:2272

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
15/6184 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de Wet WIA na medische beoordeling door het Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als verzorgende werkte, had zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij met ingang van 2 juli 2014 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij in staat werd geacht om met passend werk meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante haar stellingen niet voldoende had onderbouwd met medische gegevens.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen, en verwees naar verschillende medische rapporten en behandelplannen. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv bij de beoordeling van de belastbaarheid van appellante rekening had gehouden met haar complexe en ernstige aandoeningen. De Raad oordeelde dat de geschiktheid van de geselecteerde functies afdoende was gemotiveerd en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/6184 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
29 juli 2015, 15/213 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 28 juni 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat, hoger beroep ingesteld en stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Namens appellante is verschenen mr. Jap-A-Joe. Het Uwv is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als verzorgende voor 28 uur per week. Op
4 juli 2012 heeft appellante zich vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten.
1.2.
Naar aanleiding van een op 24 maart 2014 ontvangen aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Bij besluit van
9 april 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 2 juli 2014 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA omdat zij in staat is met passend werk meer dan 65% te verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.3.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 november 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 oktober 2014 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 18 november 2014, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat het onderzoek door het Uwv niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft overwogen dat appellante haar stelling, dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen, niet heeft onderbouwd met medische gegevens. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de voor appellante geselecteerde functies haar belastbaarheid niet overschrijden.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen. In dit verband wijst appellante op het door haar in bezwaar ingezonden psychodiagnostisch onderzoek van 29 januari 2014 uitgevoerd door GGZ-agoog A. van Huigenbosch en klinisch psycholoog R.J. Verboorn, beide verbonden aan Altrecht Cura, en een brief van psychiater dr. D.C. Cath van Altrecht Cura van 3 april 2014. Appellante heeft in hoger beroep behandelplannen van 4 februari 2015 en
1 juni 2015 en een diagnostiekbrief van 17 maart 2015 van een aan Altrecht verbonden psycholoog en psychiater ingezonden. Appellante heeft aangevoerd dat uit de brief van
17 maart 2015 van Altrecht blijkt dat een Posttraumatische Stresstoornis (PTSS) is gediagnosticeerd. De oorzaken van de PTSS liggen in het verleden en appellante meent dat deze klachten op de datum in geding reeds aanwezig waren.
3.2.
Het Uwv heeft, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 februari 2017, verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ten aanzien van de medische beoordeling door het Uwv wordt hetgeen door de rechtbank in de aangevallen uitspraak hierover is overwogen, onderschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en appellante gezien tijdens een hoorzitting en aansluitend bij een medisch onderzoek. Tevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie meegewogen. Het eigen onderzoek en bestudering van de medische gegevens hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding geven de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te vullen met een lichte urenbeperking. Naast de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen ten aanzien van stresserende werkomstandigheden, zoals werken onder veelvuldige deadlines of productiepieken, acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante aangewezen op eenvoudige werkzaamheden zonder tijdsdruk en zonder langdurige mentale belasting. Hangende beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van de beroepsgronden opnieuw de FML aangepast. Daarbij zijn beperkingen vastgesteld op de items lezen en schrijven.
4.2.
Wat appellante in hoger beroep onder verwijzing naar de door haar ingezonden medische informatie heeft aangevoerd, tast het oordeel van de rechtbank niet aan. Het Uwv heeft met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 februari 2017 overtuigend toegelicht dat bij het onderzoek naar de belastbaarheid van appellante reeds rekening is gehouden met haar complexe, ernstige en sterk gechronificeerde angststoornis en somatoforme pijnstoornis. De verzekeringsarts heeft aanmerkelijke beperkingen aangenomen op het persoonlijk en met name het sociaal functioneren en de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangevuld met een urenbeperking. In het rapport van 2 februari 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend uiteengezet dat de aangenomen beperkingen passen bij de diagnose PTSS en de door haar ingebrachte informatie geen aanknopingspunten biedt voor het aannemen van meer beperkingen op de datum in geding.
4.3.
Wat betreft de geschiktheid van de voor appellante geselecteerde functies heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat deze afdoende is gemotiveerd.
4.4.
Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uistpraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en E.W. Akkerman en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2017.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) J.W.L. van der Loo

RB