ECLI:NL:CRVB:2017:2220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor persoonlijke verzorging op basis van medisch advies en taalvaardigheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F.J.M. Kobossen, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het CIZ, dat hem aanspraak op persoonlijke verzorging op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) tot en met 13 augustus 2014 had verleend, maar met ingang van 14 augustus 2014 geen aanspraak meer. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat het bestreden besluit was gebaseerd op een deugdelijk medisch advies en dat er geen strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel.
In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden herhaald en gewezen op zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, wat volgens hem leidde tot een ondeugdelijk medisch advies. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht tot de conclusie was gekomen dat de beroepsgronden van appellant niet slagen. De Raad heeft vastgesteld dat de gebrekkige kennis van de Nederlandse taal van appellant niet heeft geleid tot een ondeugdelijk medisch advies, aangezien het advies was gebaseerd op uitgebreide informatie van de behandelend sector.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2017.