Uitspraak
7 maart 2016, 15/2228 (aangevallen uitspraak)
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1 januari 2012 besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Assistent Beveiliging A. Vervolgens is bij besluit van 31 juli 2014 met toepassing van de beleidsbeslissing Tussenfase LFNP voor appellante per 1 juli 2014 de functie van Assistent Beveiliging B van toepassing geworden, inclusief de daarbij behorende bezoldiging in schaal 5. Daarbij is vermeld dat deze functie voor de overgang naar de nieuwe organisatie voor appellante van toepassing is. In een bijlage van eveneens 31 juli 2014, besluitnummer PA14/1138, is appellante bevorderd tot [functie B] met de rang van [rang] en is haar salarisschaal vastgesteld op schaal 5 met anciënniteit 5 en met toekenning van zogenoemde OVW-periodieken. Deze functie is gematcht naar de
AT-medewerker nog geen rang van toepassing was.
11 september 2014 geplaatst is op de functie van Assistent Beveiliging B, omdat de indeling in een salarisschaal, gelet op artikel 6, tweede lid, en artikel 10 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp), verbonden is aan (de vervulling van) een functie. Bevordering en plaatsing zijn geen afzonderlijke handelingen. Uit hoofde van het ‘Tijdelijk kader voor aanstelling in een executieve functie zonder initiële opleiding’ en met name de daarin opgenomen rechtspositionele gelijkstelling met een aanstelling ter uitvoering van de politietaak meent appellante dat zij, ook wanneer zij nog een aanstelling als AT-medewerker zou hebben, de rang moet krijgen die behoort bij een aanstelling ter uitvoering van de politietaak.
28 september 2016 overgelegd. Dit houdt onder meer in, dat een medewerker die geplaatst wordt op een functie binnen het vakgebied Beveiliging, waar uitsluitend sprake is van werkzaamheden in het kader van arrestantenverzorging, arrestantenvervoer en/of toezicht en beveiliging van objecten en die geen afgeronde initiële politieopleiding heeft, aangesteld wordt en blijft als ambtenaar voor de uitvoering van technische administratieve en andere taken ten dienste van de politie (de zogenoemde AT-medewerker).
AT-aanstelling die een plaatsing krijgen op een executieve functie en die niet voldoen aan de eisen voor een aanstelling als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak. Voor die groep ambtenaren zijn regelingen getroffen om hun aanstelling bij de politie te kunnen laten doorlopen ondanks de gewijzigde omstandigheden ten gevolge van de reorganisatie. Deze regels vormen de bevestiging dat het niet de bedoeling is (geweest) om de LFNP-operatie tot een wijziging in de aard van de aanstelling te laten leiden en daarbij ook nog afbreuk te doen aan de aanstellingseisen voor politieambtenaren.