Uitspraak
29 januari 2016, 15/3079 (aangevallen uitspraak)
CIZ
R[naam moeder], heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag van appellant voor zorg onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is afgewezen. De beoordelingsperiode loopt van 12 november 2014 tot 7 april 2015. Appellant, geboren in 2007, heeft extra zorg nodig vanwege zijn aandoening, maar het CIZ heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat de gevraagde zorg onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Het CIZ heeft in zijn besluit gesteld dat de zorg die appellant nodig heeft, medisch specialistische zorg is die onder de Zvw valt. Appellant heeft aangevoerd dat er sprake is van intensieve kindzorg en dat permanent toezicht noodzakelijk is. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een situatie waarin permanent toezicht of hulp voortdurend in de nabijheid nodig is, zoals beschreven in de CIZ Indicatiewijzer.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden van beroep op juiste wijze heeft besproken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2017.