ECLI:NL:CRVB:2015:4858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor indicatie voor de functies Persoonlijke Verzorging en Verpleging op basis van medische indicatie
In deze zaak heeft appellant op 12 november 2012 een indicatie voor zorg aangevraagd onder de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) voor de functies Persoonlijke Verzorging en Verpleging. De aanvraag werd door het CIZ op 19 november 2012 afgewezen, waarna appellant bezwaar maakte. Het CIZ verklaarde het bezwaar ongegrond op 31 mei 2013, met als argument dat de benodigde verpleging voor de diabetes mellitus van appellant onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt en niet onder de AWBZ. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat de periode van belang loopt van 12 november 2012 tot 31 mei 2013. Volgens de regelgeving heeft de verzekerde recht op persoonlijke verzorging en verpleging, tenzij deze zorg onder een andere wettelijke regeling valt. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellant niet in aanmerking komt voor verpleging vanuit de AWBZ, omdat hij medisch specialistische zorg ontvangt van een internist, die verantwoordelijk is voor zijn behandeling. De Raad oordeelt dat de huisarts niet de eindverantwoordelijke is, zoals appellant stelt, en dat er geen objectieve gronden zijn voor een indicatie voor Persoonlijke Verzorging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.