Uitspraak
1 september 2015, 15/1217 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
29 januari 2013 per 1 februari 2013 aangewezen als herplaatsingskandidaat.
artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst zonder voorbehoud bepaald dat aan betrokkene “na ommekomst van de herplaatstingstermijn op 1 augustus 2014 eervol ontslag” zal worden verleend en volgt uit artikel 3 dat dit eerst anders is indien betrokkene voor die datum een andere functie aanvaardt, maar die artikelen kunnen niet los worden gezien van wat overigens in de vaststellingsovereenkomst, alsmede in het na tekening daarvan afgegeven besluit van
29 januari 2013, over de herplaatsing van betrokkene in een andere passende functie is geregeld. Hierbij is met vooral van belang dat in artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat “indien (…) een functie beschikbaar is, dan zal werkgever (…) deze in geval van passendheid aanbieden.” Deze bepaling laat geen andere uitleg toe dan dat appellant, nadat de passendheid van een dergelijke functie in overleg door partijen is vastgesteld, verplicht is die functie aan te bieden, hetgeen meer behelst dan een enkel voorleggen of een aanbeveling, zoals appellant heeft betoogd. Nu verder in datzelfde artikel van de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk is bepaald dat de verplichting van artikel 49j van het ARAR op betrokkene niet van toepassing is, had het voor de hand gelegen, indien appellant met het “zal (…) aanbieden” van een passende functie had willen afwijken van de op hem rustende verplichting van artikel 49g van het ARAR, uitdrukkelijk ook dat artikel in de vaststellingsovereenkomst buiten toepassing te verklaren. Daar komt bij dat B, die de onderhandelingen namens appellant heeft gevoerd, in zijn e-mail van 8 januari 2014 zich desgevraagd akkoord heeft verklaard met de
e-mail van dezelfde datum van betrokkene wat betreft het op 8 januari 2014 tussen hen afgesproken punt: “Vaststellingsovereenkomst ontneemt werkgever niet de verplichting in het kader van ARAR om [Betrokkene] [Raad: betrokkene] een passende functie aan te bieden”. Een redelijke uitleg van deze passage brengt mee dat is bedoeld te verwijzen naar de verplichting van artikel 49g van het ARAR. Dat aan de bespreking en deze e-mailberichten van
8 januari 2014 slechts een informele status mag worden toegekend, zoals appellant meent, volgt de Raad niet. Met haar e-mail beoogde betrokkene immers evident de nader gemaakte mondelinge afspraken schriftelijk te bevestigen. Dat B dit ook zo begrepen heeft, blijkt duidelijk uit zijn reactie. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat, nu vaststaat dat appellant betrokkene geen passende functie heeft aangeboden, terwijl moet worden aangenomen dat die wel beschikbaar was, hij niet bevoegd was om betrokkene te ontslaan. Het hoger beroep van appellant slaagt daarom niet.
1 februari 2013 aan betrokkene toegekende, status van herplaatsingskandidaat en diende een nieuwe herplaatsingstermijn aan betrokkene te worden verleend. Wat appellant ná het nemen van dit besluit al dan niet aan herplaatsingsinspanningen heeft verricht en of dat voldoet aan zijn verplichtingen op dit punt, is voor de rechtmatigheid van het nader besluit niet relevant. Wat betrokkene hieromtrent heeft aangevoerd, kan dan ook buiten bespreking blijven. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van betrokkene tegen het nader besluit ongegrond dient te worden verklaard.
22 mei 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD2824) kan een ambtenaar tegen een besluit tot benoeming of aanstelling van een ander bezwaar of beroep instellen indien en voor zover dat besluit geacht moet worden een ten aanzien van hem als zodanig genomen besluit (weigering) te behelzen, waardoor hij rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Zo’n weigering is pas aanwezig indien de betrokken ambtenaar niet is benoemd in een functie waarop hij heeft gesolliciteerd, dan wel waarvoor hij uit anderen hoofde in beschouwing had moeten worden genomen. Nu bij besluit 2 ten aanzien van betrokkene rechtstreeks is besloten tot
niet-plaatsing in de functie van [functie c] [afdeling c] en zij tegen dat besluit bezwaar heeft gemaakt, was het bezwaar tegen de aanstelling van V niet-ontvankelijk.