ECLI:NL:CRVB:2017:2119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van giften in het kader van bijstandsverlening en de rechtmatigheid van ontvangen bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van bijstandsverlening aan appellante, die sinds 31 oktober 2006 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De zaak is ontstaan na een melding van Werkplein Zuid/West over ongeregulariseerde stortingen op de bankrekening van appellante, die aanleiding gaven tot een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI). Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante te veel bijstand had ontvangen, omdat zij giften van een derde, A, niet had gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop besloten om de bijstand over een bepaalde periode te herzien en de te veel ontvangen bijstand terug te vorderen.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het besluit van het college vernietigd, maar het college heeft dit besluit in hoger beroep opnieuw gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak de argumenten van appellante verworpen, waarbij werd gesteld dat de giften van A niet verantwoord zijn vanuit het perspectief van bijstandsverlening. De Raad oordeelde dat de giften, die bedoeld waren voor vakanties en familiebezoeken in Thailand, leidden tot een bestedingsniveau dat niet in overeenstemming was met wat gebruikelijk is voor bijstandsontvangers. De Raad bevestigde dat het college in redelijkheid kon besluiten dat deze giften tot het inkomen van appellante moesten worden gerekend, en dat de appellante niet had aangetoond dat de giften niet als inkomen moesten worden aangemerkt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bijstandsontvangers om alle relevante inkomsten te melden en de beoordelingsruimte van het college in het kader van de WWB. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.